Brede leergemeenschap
Studenten van de tweedegraads lerarenopleidingen werken en leren in twee leergemeenschappen: een brede en een vakspecifieke leergemeenschap. In de brede leergemeenschap leren studenten alle beroepsaspecten van het onderwijs in de praktijk van een Opleidingsschool.
‘Een brede leergemeenschap is een beroepsgeoriënteerde groep studenten en docenten die actief is op een Opleidingsschool. De groep bestaat uit studenten van verschillende vakgebieden. De context van de Opleidingsschool staat centraal.’
In de brede leergemeenschap bereiden studenten zich voor op het beroep van leraar en verwerven zij generieke onderwijskennis en -kunde. De brede leergemeenschap is vakoverstijgend ingericht. In heterogene groepen, met studenten vanuit alle tweedegraads lerarenopleidingen, groeien studenten zo in de rol van startbekwame onderwijsprofessional.
Beroepsgeoriënteerde modules
De regie over de brede leergemeenschap ligt bij de leerteams in de Opleidingsscholen. Het onderwijs kan daarom per Opleidingsschool verschillen. De basis is altijd gericht op drie beroepsgeoriënteerde modules: werkplekleren, generieke kennisbasis en brede professionele basis. Overkoepelend ontwikkelen studenten in de brede leergemeenschap hun onderzoekend vermogen.
Studenten leren gedurende hun hele opleiding in de context van hun toekomstige werkplek. Zij zijn daarvoor verbonden aan een Opleidingsschool. Zo is er continu verbinding tussen theorie en praktijk.
Beroepsidentiteit
Studenten werken vanaf de eerste dag van hun opleiding aan het ontwikkelen van hun beroepsidentiteit. Dat maakt de stap naar het zelf uitvoeren van onderwijs vanzelfsprekend en betekenisvol. Natuurlijk bouwen zij dit rustig op.
Oriëntatie op het beroep
Studenten beginnen in semester 1 van het eerste leerjaar met een oriëntatie op het beroep van leraar. Zij denken na over thema’s als ‘het beste onderwijs’ en ‘de docent van de toekomst’. Ook maken ze kennis met de verschillende schooltypen binnen het tweedegraads vakgebied. Zo ontstaan interessante leervragen die het startpunt zijn voor het werken en leren in een school.
‘Ik had niet gedacht dat het MBO zo goed zou passen bij wie ik ben en wat ik belangrijk vind. Ik denk nu toch dat ik het werken hier wel eens zou willen uitproberen in een stage.’ – Shareen, student
Op weg naar startbekwaam
In de studiefases daarna werken studenten in de beroepspraktijk aan het ontwikkelen van vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische bekwaamheden: eerst op basisniveau, later ook op gevorderd niveau en in de afstudeerfase op niveau startbekwaam. Van de studenten wordt verwacht dat zij werkzaamheden steeds zelfstandiger kunnen uitvoeren. Ook de complexiteit van taken neemt toe.
Eigen leerproces centraal
Op basis van leeruitkomsten, individuele leervragen en de visie van de Opleidingsschool geven studenten zelf vorm aan hun leerproces. Zij reflecteren dossiermatig op hun ontwikkeling en tonen aan de hand van leeruitkomsten aan dat zij aan de gestelde bekwaamheidseisen voldoen.
In de generieke kennisbasis bereiden studenten zich vanuit theoretische principes voor op het werken in het onderwijs. Docenten Onderwijskunde, Pedagogiek, Drama en Theologie ondersteunen de studenten in deze module bij hun professionele ontwikkeling. Zij verbinden de theorie van de generieke kennisbasis zoveel mogelijk met de praktijk van het werkplekleren.
Leren centraal
In de generieke kennisbasis staan alle aspecten van leren centraal:
- Hoe leer ik?
- Hoe leren leerlingen?
- Hoe leer ik leerlingen leren?
Opbouw
In het eerste jaar staan principes over onderwijs en lesgeven centraal. Deze benaderen de studenten vanuit onderwijskundig perspectief en verbale en non-verbale communicatie. In het tweede en derde jaar focussen studenten op thema’s als leerlijnen, toetsen, burgerschapsvorming en onderwijs ontwerpen, ontwikkelen en evalueren. In het vierde jaar profileren studenten zich in de afstudeerrichtingen beroepsonderwijs of algemeen vormend onderwijs.
In de eerste twee leerjaren van de tweedegraads lerarenopleidingen ontwikkelen studenten de algemene beroepsvaardigheden van een docent:
- organiseren en plannen van werk en studie,
- ontwikkelen van een onderzoekende houding en onderzoeksvaardigheden,
- opgedane kennis en inzichten delen met anderen,
- reflecteren op hun professionele ontwikkeling.
Ook onderzoeken zij hun eigen waarden en normen ten aanzien van goed onderwijs. Wat voor docent (in opleiding) ben ik en wat voor docent wil ik worden?
Projectmatig in heterogene teams
De studenten werken en leren in heterogene teams. Dat betekent dat de teams zijn samengesteld uit studenten vanuit alle vakspecifieke leergemeenschappen. De studententeams werken projectmatig en autonoom.
Sommige Opleidingsscholen geven de brede professionele basis helemaal in eigen beheer vorm, met schooleigen thema’s. Werkplekleren en de brede professionele basis worden dan zoveel mogelijk geïntegreerd.
Opmerkzaamheid, nieuwsgierigheid, bedachtzaamheid en een kritische blik. Dat zijn de uitgangspunten voor het onderzoekend vermogen van een docent (in opleiding). Studenten ontwikkelen hun onderzoekend vermogen door ieder leerjaar beroepsproducten te ontwikkelen: concrete producten voor de onderwijspraktijk in de opleidingsschool, die een bijdrage leveren in de vorm van een verbetering, ontwikkeling of oplossing van een probleem.
‘Ik houd het normaal altijd graag kort en bondig, maar heb door alle gesprekken, discussies, meeloopdagen en kijkopdrachten geleerd dat er nooit maar één juist antwoord is op vragen die gaan over het verzorgen van goed onderwijs’en dat het zoeken naar een antwoord misschien nog wel leerzamer is dan het krijgen van het antwoord zelf.’ – Iris, student
In het eerste leerjaar handelen studenten vanuit een beginnende onderzoekende houding. Ze onderzoeken op kleine schaal de eigen onderwijspraktijk, door hier op een systematische en objectieve manier gegevens over te verzamelen. In leerjaar twee ligt de nadruk op vraagarticulatie en vraagbeantwoording of op het verkennen van oplossingsrichtingen. In leerjaar drie ligt de nadruk op de impact op de eigen onderwijspraktijk. In leerjaar vier ontwikkelen studenten een beroepsproduct op basis van een ontwerpcyclus.