‘We zijn gewoon gestart met dingen anders te doen.’
De tweedegraads lerarenopleidingen hebben hun curriculum in 2020 grondig herzien. Onderwijs en praktijk moesten beter op elkaar gaan aansluiten. En daarvoor ging iedere steen in het curriculum op de kop. Lerarenopleider Sanne Koetsier vertelt hoe zij dit ontwikkelproces heeft ervaren, in de vakgroep Nederlands en in de Opleidingsschool.
‘Met de vakgroep Nederlands zijn we op twee sporen tegelijk gestart met ontwikkelen. Dus een nieuw onderwijsprogramma voor zowel voor de vakspecifieke leerlijn als voor de brede leergemeenschap. Ons uitgangspunt was steeds: hoe kunnen wij een voorbeeld zijn voor onze studenten? Hoe verbinden we onze lessen en vakken zo met elkaar, dat studenten vanuit een rijke context leren? En hoe zorgen we ervoor dat zij de lessen ook zelf in hun stageklas in de Opleidingsschool kunnen gebruiken?
Rijke leeromgeving
Een voorbeeld. Een student kan een boek lezen en daar een examen over maken. Klaar. Maar ze kan ook een boek lezen en er een recensie over schrijven. Hoe doe je dat, een goede recensie schrijven? En vervolgens kan ze recensies van medestudenten lezen en feedback geven op hun schrijfwerk. Hoe geef je waardevolle feedback? Welke feedbackmodellen zijn er eigenlijk allemaal? Dat is de rijke leeromgeving die wij voor ogen hebben. En hoe mooi is het dan als die student in haar leerproces óók nog nieuwsgierig is geworden naar de boeken waarover zij las.
Organisch veranderproces
Het ontwikkel- en implementatieproces is in de vakgroep Nederlands best organisch verlopen. We zijn gewoon gestart met dingen anders te doen. Ikzelf vind dat een fijne manier van veranderen, zoeken naar wat past. Soms gingen we te snel en verdwaalden studenten omdat we niet duidelijk genoeg waren. Dan legden we uit dat we aan het zoeken waren naar nieuwe vormen van onderwijs, zetten ze weer op het juiste spoor en namen hun feedback mee. En er was ook wel weerstand, bijvoorbeeld van collega’s die het niet eens waren met onze manier van werken. Dat was soms frustrerend, maar door er samen over in gesprek te gaan zijn er ook weer nieuwe goede dingen ontstaan.
Beter samenwerken
Alles wat we ontwikkelen is niet meteen perfect, maar we hebben inmiddels wel een mooie nieuwe onderwijsbasis. En we werken nu veel meer en beter samen met de Opleidingsscholen. Daardoor kunnen we het vak Nederlands steeds zo aanpassen dat het bij die specifieke school past. Die samenwerking vind ik heel motiverend. Iedereen draagt actief bij en samen kijken we steeds naar de volgende stap.’